IJskoude wind snijdt langs m’n gezicht en voor de eerste keer in mijn leven ben ik me plots heel bewust van het bestaan van mijn neusharen. Bij elke inademing bevriezen ze en dat geeft een zacht, kietelend gevoel aan m’n steeds roder wordende neusvleugels.
Het jammerende geblaf van de honden wordt steeds luider naarmate we de huskykennel naderen. Nog één laatste poort door en daar zijn ze dan: een veertigtal graatmagere honden, de meerderheid al ingespannen, die duidelijk ook last hebben van de extreme temperaturen. Sommigen trillen alsof hun leven ervan afhangt en kruipen dicht bij elkaar, waar anderen staan te popelen om te vertrekken en de slee haast op hun eentje in beweging brengen. Onvermijdelijk vraag ik me af of dit wel verantwoord is. Het is -34° en god mag weten hoe lang die arme stakkers al zitten te wachten, op geen enkele manier afgeschermd van de kou. Alsof ze mijn gedachten kan lezen, vertelt de gids dat er vanaf -40° niet meer gereden wordt: dat is simpelweg té koud, zowel voor mens als voor dier.
Bij het woord ‘husky’ denk ik spontaan aan een wolfachtig schepsel: stevig gebouwd, een donzige vacht en staalblauwe ogen. Hoewel het prachtige beesten zijn, is dit tafereel niet echt wat ik had verwacht. Vooral hun eerder kleine gestalte en frêle postuur doen wat af aan het haast mythische beeld dat ik had.
Na een korte toelichting over het besturen van de slee besluit ik om het mezelf comfortabel te maken en te starten als passagier. Het wordt al snel duidelijk dat het geen relaxed ritje zal worden, maar ondanks de klappen die m’n achterwerk te verduren krijgt, geniet ik volop van het uitzicht. Bomen zijn van kop tot teen gehuld in fluweelwitte sneeuw en nergens is ook maar een teken van beschaving te bespeuren. Plots zie ik een warme gloed van zonnestralen, gefilterd door de bomen in een prachtig motief op de schittering van de verse sneeuw. Dit is het volledig, het plaatje zoals je het ziet op de postkaartjes, zoals ik het zag in m’n hoofd. Dit is Lapland op z’n best.
Comments